Prof. dr. H.J.A. Duparc †

Prof. dr. H.J.A. Duparc (Herman Johan Arie)
Born: April 29, 1918 in Amsterdam

Died: July 1, 2002

Gewoon hoogleraar theoretische en toegepaste wiskunde en de mechanica van de afdeling Algemene Wetenschappen.

Op 1 juli 2002 kwam er een abrupt einde aan het veelbewogen leven van onze markante collega prof.dr. H.J.A. Duparc. Zoals voor velen geldt, had ook zijn leven meerdere aspecten. Voor hem waren dat onder meer de wereld van de wiskunde en die van tram en trein. In dit in memoriam beperk ik mij tot het eerste.

Na zijn eindexamen aan het Barlaeus Gymnasium in Amsterdam, waar hij door zijn inspirerende wiskundeleraar dr. G. van Hasselt gewonnen werd voor de wiskunde, maakte hij een begin met de studie wis- en natuurkunde aan de Gemeente Universiteit aldaar, maar het uitbreken van WO II gaf zijn leven (voorlopig) een andere richting. Op 14 mei 1940 scheepte hij zich in voor de overtocht naar Engeland om eerst op 17 februari 1946 weer voet te zetten op vaderlandse bodem, na een reis die hem letterlijk rond de gehele wereld had gevoerd. Weinig is hem daarbij bespaard gebleven: bij zijn eerste poging om vanuit Engeland Nederlands-Indi te bereiken, waar hem een leraarsbetrekking wachtte, werd zijn schip getorpedeerd. In 1942 belandde hij in een Jappenkamp. Vervolgens moest hij aan de Birmaspoorweg werken, waarna nog een deportatie naar de Japanse mijnen volgde. Dit alles ging gepaard met ziekten en andere levensbedreigende omstandigheden. Na de bevrijding op 15 augustus 1945, reisde hij via de Filippijnen en Amerika terug naar Nederland.

Hier hervatte hij zijn studie en promoveerde op 8 juli 1953 bij prof.dr. J.G. van der Corput op een proefschrift getiteld Divisibility Properties of Recurring Sequences. Recurrente rijen zouden hem zijn leven lang blijven boeien. In deze jaren behoorde hij tot de eerste medewerkers van het Mathematisch Centrum totdat hij in 1956 werd benoemd aan de toenmalige Technische Hogeschool Delft als hoogleraar in de zuivere en toegepaste wiskunde en de mechanica. Deze functie beindigde hij formeel met zijn emeritaat in 1984, maar in feite bleef hij als zodanig actief zolang hij leefde. Daarbij stonden centraal de wiskunde zelf, de overdracht daarvan aan de studenten en de sociale contacten met studenten en collegae. Hierbij beperkte hij zich niet tot onze instelling; integendeel: hij had zitting in tal van landelijke commissies die de wiskunde propageerden, ook voor VWO-leerlingen. Zo was hij jarenlang voorzitter van de commissie die de Wiskunde Olympiade voorbereidde en was hij medeorganisator van de Nationale Wiskunde Dagen.

Wat betreft zijn betekenis voor onze TU zij met nadruk opgemerkt dat hij – zelf een begaafd en origineel wiskundige – veel van zijn ideen niet voor zichzelf hield en zelf publiceerde, maar op royale wijze ter uitwerking voorlegde aan zijn studenten, waardoor vele afstudeerscripties en proefschriften tot stand kwamen. Ook uit zijn colleges en vele lezingen bleek zijn magistrale beheersing van de wiskunde. Al deze verdiensten werden door de studenten niet alleen zeer gewaardeerd, maar ook expliciet gehonoreerd, onder meer met zijn benoeming tot erelid en later tot erevoorzitter, van de Studievereniging Christiaan Huygens, alsook met zijn benoeming tot (gouden) erelid van de Mijnbouwkundige Vereeniging. Met deze laatste had hij een speciale en zeer hechte band. De oorsprong daarvan moet gezocht worden in zijn ‘Jappentijd’. Zoals vermeld, werd hij gedwongen tot mijnarbeid, maar later was hij daar toch wel trots op en bleef zich voor een deel beschouwen als mijnwerker.

Ook in ander opzicht had zijn kamptijd een cruciale betekenis voor zijn gehele leven. Deze tijd had hem mede gemaakt tot de onafhankelijke, soms eigenzinnige, maar steeds relativerende mens, zoals wij hem gekend hebben. Meerdere malen heeft hij de dood voor ogen gehad. Hij bleef daarbij onverschrokken. Populair gezegd: ‘men kon hem niets maken’. Veel fraaier, met de woorden van Horatius, in de taal die hij op ‘het Barlaeus’ had geleerd:Si fractus illabatur orbis, impavidum ferient ruinae (indien het hemelgewelf breekt en instort,dan zullen de brokstukken hem, onverschrokken, treffen).

Zo zullen wij ons hem blijven herinneren en met dankbaarheid en respect gedenken.

– Prof. dr. Grootendorst